‘DUS HIJ HEEFT HET OVER DE ANDERE, NIET MENSELIJKE SCHEPPING. ER IS HIER EEN ERNSTIGE BOODSCHAP, EEN VERMANING AAN DE KERK. HIJ ZEGT, ALS U ZICH NIET ZULT BEKEREN EN DE WEG GEREEDMAKEN, DAN ZULLEN DE BERGEN, DE OCEANEN, DE RIVIEREN, DE MEREN, DE STENEN, DE ANDERE DIEREN ZICH BEKEREN EN DE WEG VOOR DE KONING DER HEERLIJKHEID DIE KOMT GEREED MAKEN. DE KONING VAN DE SCHEPPING. HALLELUJA. HIJ ZEGT, HENOCH HAD GEEN BIJBEL, MAAR TOEN HIJ ALLEEN MAAR NAAR DE SCHEPPING KEEK, GOD’S SCHEPPING, ZAG HIJ GOD. EN HIJ VREESDE GOD. DAVID ZEI DAT ALS HIJ OMHOOG KEEK DAN ZAG HIJ DE GROOTSHEID VAN GOD. PSALM 19. WAAROM ANTWOORDDE DE HEER DE FARIZEEËN DAT OP DIT UUR DE DINGEN ZO KRITIEK ZIJN, DAT ALS HET MENSENWEZEN DE HEERE NIET PRIJST, DAN DEZE STENEN HET ZULLEN DOEN? LATEN WIJ KIJKEN NAAR PSALM 19:1-7. Psalm 19:2 De hemel vertelt Gods eer, het gewelf verkondigt het werk van Zijn handen.